Den 2en december a[nn]o 1739 compareerde voor mij Jan Meun openbaar notaris bij den hove van Holland geadmitteert tot Enchuijzen resideerende ende de getuijgen nagenoemt s[]r Elderd Schoen woonagtig tot Venhuijzen thans alhier present staande hij comp[aran]t op zijn ver trek omme in dienste van de ed[ele] heeren bewind heb beren van de geoc[]t Oostind[ische] comp[agnie] dezer landen en voor deze kamer Enchuijzen met het schip genaamt d Cornelia in qualite als opper struurman te vaaren naar Oostindien en bekende hij comp[aran]t voor hem ende zijne erven bij dezen wel en deugdelijk schuldit te wezen aan Pieter Ojevaar mede aldaar woonagtig eene somme van zeven honderd guldens spruij
tende ter zake van deugdelijke verstrekte en aange telde penningen bij hem comp[aran]t (zoo hij vercklaarde) uijt handen van voorn[oemd]e Pieter Ojevaar ontfangen ende genoten renuntieerende dier halven hij comp[aran]t de exceptie van onaangetelden gelde en allen anderen die hem com[paran]t tot infractie dezes eenigsints te bate zoude kunnen komen belovende en aannemende over zulks hij com[paran]t de gedagte somme van sevenhonderd guldens binnen den tijd van twee jaaren ofte eerder arrivement alhier wederom te zullen voldoen opleggen ende betalen aan gemelde Pieter Ojevaar ordre ofte erve ende dat met den interest van dien tegens eene halve gelijke gulden p[e]rcento
smaands heden ingaande en continueerende tot de volle voldoeninge dezes toe tot nakominge dezes verbint hij com[paran]t zijn perzoon en goederen als naar regten ---Alles opregt gedaan binnen deze stad ten overstaan van s[]rCornelis Pijl ende Jan van Lindt als getuijgen hier toe verzogt welke getuijgen mij notaris bekende affirmeerden de com[paran]t in dezen te kennen en die geene te zijn zoo als in den hoofde deze staat gemelt |