Den 8en december a[nn]o 1740 compareerde voor mij Jan Meun openbaar notaris bij den hove van Holland geadmit teert tot Enchuijzen resideerende ende de getuijgen nagen[oem]t s[]r Elderd Schoen woonagtig tot Venhuijzen thans alhier present mij not[aro]s bekent staande hij comp[aran]t op zijn vertrek omme in dienste van de ed[ele] heeren bewnd hebbeden van de geoc[]t Oostind[ische] comp[agnie] dezer landen en voor deze kamer Enchuijzen met het schip genaamt Leijduijn in qualite als opper struurman te varen naar Oostindien en bekende hij comp[aran]t voor hem ende zijne erven bij dezen wel en deugdelijk schuldit te wezen aan Pieter Oijevaar mede aldaar woonagtig eene
somme van zeven honderd guldens spruijtende ter zake van deugdelijke verstrekte en aangetelde penn[ingen] bij hem comp[aran]t (zoo hij vercklaarde) uijt handen van voorn[oemd]e Pieter Ojevaar ontfangen ende genoten renuntieerende dier halven hij comp[aran]t de exceptie van onaangetelden gelde en allen anderen die hem com[paran]t tot infractie dezes eenigsints te bate zoude zoude kunnen komen belovende en aannemende over zulks hij com[paran]t de gedagte somme van zeven honderd guldens binnen den tijd van twee jaaren ofte eerder arrivement alhier wederom te zullen voldoen opleggen ende betalen aan gemelde Pieter Ojevaar ordre ofte erve ende dat met den interest
van dien tegens eene halve gelijke gulden p[e]rcento smaands heden ingaande en continueerende tot de volle en effictueele voldoeninge dezes toe tot nakominge dezes verbint hij com[paran]t zijn perzoon en goederen als naar regten Alles opregt gedaan binnen deze stad ten overstaan van Jan Appelboom ende Jan Ruijtenburg burgeren als getuijgen hier toe verzogt |