Oud Recht 7075C / 53 Vier Noorderkogge pdf 22-12-2018 pag. 1

                    Informatien genomen in den
                    15 september 1778 en gehoort
                    de volgende getuijge
                    als
Jan Wester woonende tot Lamberschaag
Wigger Ellenbroek uijt t Twent
Gerrit Weusingh bij Delden
De welke voor h[ee]r[e]n heemraden van de vier noorder
coggen gecompareerd sijnde hebben verklaard
ter reauisite van de wel edele gestrenge heer
Pieter Spaander dijkgraaf van de vier noorder
coggen voornoemt hoe waar is
als volgt
Jan Weseter segt oud te sijn circa 33 jaren
Wigger Ellenbroek segt oud te sijn circa 33 jaren
Gerrit Weusingh segt oud te sijn 33 a 34 jaren
Jan Weseter verklaard wijders dat hij in dit
loopende jaar 1778 met Jan Oijevaar een nieuw
wiervan op no65 afschouwinsettende bij die occasie heeft
gehoort dat Jan Oijevaar tegens Christiaan
Hendriks
wanneer die sprak over sekere schade
welke hij aan een hek aldaar hadde geleden zeijde
zij heeft geen schade te lijden als t werk gedaan
is dan sal ik jouw wel wat plankjes van
ons of mijn geven zonder in de nette bewoording
te willen zijn agterhaald hebbende bij die occasie
wel hout op den dijk sien liggen sonder te weten
van waar dat hout quam als hebbende bij t uijt
delven van t vak niet present geweest hebbende
van andere wel gehoort dat het hout was
van een afgebrooken tafel voor de oude wier
gestaan hebbende

Wigger Ellenbroek en Gerrit Wousingh
verklaaren dat sij bij de dijk baas Jan
Oijevaar
dit jaar hebbende gearbeijt woordende
door deselve gebruijkt bij t insetten van de
nieuwe wieren dat sij bij die occasie wanneer
sij hier agter d stad op no65 de wier insettende
hebben gesien een persoon die sij na dier
tijdt hebben gehoort dat Christiaan heet
welk persoon aan de baas klaagde dat sijn
hek of dam gebrooken was de baas daar
op seijde wel als t werk gedaan is dan
sal ik jouw wel wat hout geven
alle de getuijgen gesamentlijk verklaaren
dat sij wel gesien hebben dat Christiaan Hen
driks
wanneer t discoers tussen hem en
Jan Oijevaar voorviel met sijn knegt aan maken
van sijn hek op de wierdijk was maar dat hij
toen gebruijkte planke van t oude hek
eijdelijk segt Wigger Ellenbroek dat hij bij
die occassie heeft gehoort dat Christiaan seijde
ik sal nu wel oppassen dat ik geen hout te cort
kome hier leijt hout genoeg
en Wigger Ellenbroek en Gerrit Weusingh
verklaren dat sij naderhand bij t werk
komen de sagen dat het hek van Christiaan
gemaakt was tegen malkander seijde
wel hout op den dijk sien liggen sonder te weten
van waar dat hout quam als hebbende bij t uijt
delven van t vak niet present geweest hebbende
van andere wel gehoort dat het hout was
van een afgebrooken tafel voor de oude wier
gestaan hebbende

daar setten schoone planken aan en soo t
haar voor quam waaren daar onder die
welke op de dijk hadde gelegen
    Na dat voorenstaande verklaringen de
voors[zegde] Jan Wester, Wigger Ellenbroek en Gerrit
Weusing
duijdelijk waaren voorgelesen hebben
sij als waarheijd sijnde ieder in sijn regard
daar bij geperisteerd seggende daar op
soo waarlijk helpe mij god almachtig
        Actum in t cogge huijs binnen Medemblicq
              desen 15 september 1778
                    DMol  Ad[riaan] Spanjaard


Homepage | E-mail