desen 30 e novemb[er] 1722 compareerde voor mij Adriaan Kistemaecker bij den hove van Hollandt
geadmitteerde ende tot Spanbroeck residerende not[ari]s ter presentie van d ondergesz[egde] getuijgen P[iete]r Bruijnvis wonende aen de Bobeldijck onder de banne van Berckhoudt sone van Jan Thaemsz ende Lijsbet Pieters beijde op Spierdijck binnen dese jurisdictie van Spanb[roek] overleden ende Jan Gersz Vis als in huwelijck hebbende Dieuwer Jans die mede en dochter is van gemelde Lijsbet Pieters geprocreeert bij haer eerdere man Jan Pietersz wonende alhier op Spierdijck gemeld welcke comparante te kennen geven dat sij haer overleden ouders nagelaten boedel met malkanderen in der minne geschift gescheijden en gedeelt hebben in der navolgende manieren Eerstelijk zo is de eerste comparant ten deele geaccordert een stuckje landt genaemt achterlandt gelegen op Spierdijk
binnen dese jurisdictie groot 500 roede belendt met Adr[iaan] Broertjes kind[er]en ten zuijden en Trijn Dircks erve ten noorden Noch een stucke landt aldaer gelegen gnaamt Maerten Punts acker groot een morgen 300 roede belendt met Volckert Groen ter zuijden en Marij Pieters ten noorden Item een stuckje landt gelegen als voren genaemt en groot een morgen belendt met P[iete]r Boots erve ten zuijden en d laeste comparant ten Noorden |