| Op heeden den twee en twintgsten januarij des jaars sev ventien hondert en een en dertigh compareerden voor mij m[eeste]r Mathijs Maten de jonge no taris publicq bij den hove van Holland geadmitteert t[ot] Amsterdam residerende de e[dele] e[erzame] Harmen | |
g. | compareerden 22 januarij 1731 de e[dele] e[erzame] Harmen Pijll stuurman Gerrit Klijn timmerman Bastiaan Beelij bootsman en Dirk Droogh koek alle vier van genoegen ouderdom en in die
voorsz[egde] respecitive bedieningen nu jongst[leden] gevaren hebbende op t fluijt schip genaamd De Oijevaar ------ daar schipper op is Dirk Oijevaar En hebbende ten versoeke van den selven schipper getuijgt en verclaert dat het voorsz[egde] schip in de maand november des gepasseerden jaars 1730 tot Dantsik in t vwaar waater op de reede is belaaden geworden met diversse parijen tarwe en rogge en voorts met een partij erweten in zakken Dat de voorn[oemde] partijen tarwe en rogge ------ bij t innemen --- alle wel en nabehoren met mattten van den anderen en van ------ sijn afgeschij den en gesepareert en nevens de zakken erweten behoorlijk | |
|
in t schip geplaatst geworden na mentlijk de erweten tusschen deks en de tarwe en rog ge in t ruijm van t schip dat het gedagte schip voor en op t laden is geweest hegt dogt welge calfaat en behoorlijk gegarniert als mede van alle t nodige na zeemans gebruijk voorsien en ver sorght en dat ook wijders voor hun vertreck na zee de luijken van t schip met presenningen gedekt en digt toegeschalkt en de masten en pompen met kragen wel voor sien geweest zijn soo dat t meergemelde schip volcomentlijk in staat was om de ingeladene goederen behoorlijk over zee te voeren Dat sij getuijgen beneffens den voorn[oemde] schipper en t verdere scheeps volk met het voorsz[egde] schip invoe gen als boven beladen en voorsien
op den 27ste november van de reede van Dantsik --- vertrocken en na zee gegaan sijn gestineert na deese stadt Dat zij des nagts tussen den 11den en 12en december in de sondt gekoomen daags daar aanvolgende van uijt de sondt weer vertrokken en den 26sten dito in Texel bin nen gekoomen zijn Dat zij op den zelfden 26sten dito in Texel een lighter en op den 27sten dito onder de Vlieter nogh drie lighters van haare ingelaadene graanen gelost en overgedaan en de eerste lighter na Medemblick en de andere drie na deeze stadt ogezonden hebben Dat |
+ penbraak of t droogste
van pampus nogh een sesde ligter gelost en na ahier opgesonden hedden | Dat zij met hun schip op den 29sten dito van de Vlieter vandaan zijn gezeild tot tusschen de Kreil en Kreupel van waar zij den 30sten dito tot zijn gezeijlt tot bij Urk om t Enkhuijzer zand en des nagts gekoomen op de zuijder zee al waar zij hun anker hebben laten vallen Dat het dien nagt zoo sterk heeft gevrooren dat de zuijder zee des anderen daags den 31sten dito reets digt begon te loopen weshalven zij lie den uijt vreeze voor zwaarder vorst en zulks uijt voorzorge en den besten van schip en goed nog een vijfde lighter hebben aangenoomen welcke
lighter des nagts daar aan door het schuuren van het ijs van hoord heeft moeten retireren na de stad Edam zonder dat dezelve lighter nog volkoomen belaaden was Dat de vorst nog al aan houdende en zij lieden op den 1sten januarij deezes jaars in t ijs bezet zijn de alstoen met hun joll voor de boegh hebben zijn gebrooken door het ijs heenen en door dat behulp met het schip zijn gezeijld en gekoomen tot bij de vuur-to ren van Marken alwaar zij t schip hebben opgezet teegen de grond om daar door des te beeter bevrijd te blijven van het ijs waarna hun lieder schipper tot hulp en adsistentie heeft aangenomen een marker schuijt met aght man ten eijnde dezelve schuit of het volk van dien in cas de voorst kwam
aan te houden hen lieden zoude konnen helpen om een anker uijt te brengen en het schip hooger op de wall te winen op dat het schip alzoo zoude konnen bevrijd blijven voor ijs gangh hebbende hun lieder schipper daar voor aan de gemelde marker schuijt den aanhooren van hen getuijgen belooft gehad de somma van twee honderd guldens en hebbende zij lieden ook nogh wijders haar schip voor t schuuren van het ijs bespijkert gehad met bor den en planken dog dat het vriesend weer den 3en dito zigh weder heeft onlaaten zoo dat zij des nagts tussen den 4en en 5en dito met een west- noord- weste wind van de grond weer afgeraakt en vervol gens met het schip den 8sten dito voor deeze stad Am
sterdam gearriveert zijn nadat zij op den 5en dito op Paa + Dat zij na hun arrivement alhier vervolgens haare resterende laadinghe meede gelost en ge |
| heelijk uijtgeleevert hebben tot de matschudding inculuis toe ------ ------ ------ Verclarende sij getuijgen noch ver der en welreder voor sigh Dat zij van haar gangsche ladin ge niet gestolen vercoght voorsigh behouden off vervreemt nogh daaromtrent op eenigerleij wije ten quader trouwe gehandelt hebben en dat sijliden ook niet en weten dat zulx door iemand anders ge schiet is dat zij getuijgen ook nogh wijders bij t ontlossen hunner ladinge so in de voorsz[egde] ses vijff
lighters als hier voor de stadt uijt het schip gesien en bevonden hebben dat de partijen tarwe en rogge nogh alle --- wel afgemat en behoorlijk afge scheijden geleegen hebben en dat ook ieder partije op sigh selfs gelost en uijt geleevert is geworden soo dat indien er egter tegens vermoeden eenige onder maat bevonden mogt werden sulx nu hun getuijgens beste weeten niet zal off kan veroorsaakt weesen door eenige ontrouw off diefstal van iemand |
| iemand van t scheepsvolk ofte ook niet door vermenginge der partijen onder mal kanderen Verclarende sij getuijgen noch laaste lijk en wel ieder na zijn beste kennis en gedagten en zulx meede elk voor sigh
Dat de nattigheid bederften bescha digtheid welke aan haare laadinghe be bevonden mogte werden --- ------ ------ ------ immers dat zulx niet en sal veroor saakt wesen door mancquement off onbequaamheijd van t schip ofte ook niet door versuijm off agtteloos heijdt van t scheepsvolk als hebben de t selve volk gedurende de vorenstaan de gantsche reijse zemanschap gebruijk wel op de pompen gepast en dezelve ook al tijd lens gehouden --- en sijnde voorts het schip voorsien en geëquipeert geweest in der manieren als hier vorgen breder staat vermelt gevende zij getuijgen voorredenen van wetenschap dat sij ten tijde en in qualiteit als boven op t meerge |
|
dagte schip gevaren ende voorts bij het beladen en het weder ontlossen van dien geadsisteert en gehulpen hebben presenteerende daaromme ieder sijn gedeposeerden bij deesen dan ook solemneelijk bevestigen Aldus gepasseert binnen Amsterdam ter presentie van Gerrit Perizonius en Jacobus de Cruseau als getuijgen Harmen Pijl Gerrit Klijn Basteijaen Belij Dirck Droog Gerrit Perizonius Jacobus de Cruseau quod attestor M Maten de Jonge not[ari]s publ[iek] |